Rob Pronk
en jazz; een arrangement voor het leven
De totale lijst
van arrangementen die Rob Pronk heeft afgeleverd, eer hij op 6 juli 2012 in een
ziekenhuis in München overleed, is veel te lang om te vermelden. Alleen al voor
het ons eigen Nederlandse Metropole Orkest schreef
Pronk meer dan 1200 arrangementen. Het talent Rob Pronk was te groot voor
Nederland. Hij speelde trompet bij Kurt Edelhagen, schreef arrangementen voor
opnamen met Rob McConnell, Pepper Adams, Hank Jones, Bill Perkins, Benny
Carter, Buddy DeFranco, Toots Thielemans, Clark Terry, Lee Konitz, Lew
Tabackin, Claudio Roditi en speelde piano bij onder
meer Dexter Gordon, Don Byas, Johnny Griffin, Conte Candoli, Frank Rosolino en
Zoot Sims. Sinds hij zijn studie economie in 1949 afbrak,was hij een professioneel
musicus. In het gezin Pronk, waar Rob op 3 januari 1928 in Malang(voormalig
Oost-Indië) werd geboren, lag de muzikale voorkeur eerder bij Charlie Kunz en
Victor Sylvester dan bij de jazz. Echter, toen Rob op zesjarige leeftijd Duke
Ellington's ‘Mood Indigo’ op de radio hoorde, was hij meteen verkocht. De
muzikale interesse in het gezin lag eerder bij moeder dan bij vader Pronk.
Moeder zong en speelde af en toe piano. Vanaf zijn achtste levensjaar kreeg Rob
pianoles, maar na een half jaar werden die afgebroken, omdat het gezin Pronk
constant verhuisde. Een gelukstreffer voor Pronk was de ontmoeting met Jerry
van Rooyen in 1946. Van Rooyen bracht een bigband naar Indonesië om de
Nederlandse troepen enig amusement te verschaffen.
Later leerde
van Rooyen de jonge Pronk de grondbeginselen van arrangeren. In 1947, Rob was
toen negentien jaar, verhuisde Rob met zijn broer Ruud naar Nederland. Hij
studeerde economie en haalde een graad. In deze periode twijfelde hij; loopbaan
in de economie, of loopbaan in de muziek. Het werd het laatste en Pronk schreef
zich in bij het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar hij de vakken
muziektheorie, piano en trompet koos. Zijn eerste optreden was op een schip
tijdens een internationaal uitwisselingsprogramma voor studenten. Hij begon
achter de drums en verwisselde die al snel voor de piano. Zijn idolen in die
periode waren Duke Ellington, Benny Goodman, Artie Shaw en Teddy Wilson. Op een
van die uitwisselingsreisjes was Pronk enige dagen in New York en bezocht Bop
City waar hij het Buddy De Franco Sextet hoorde met Jimmy Raney, Kenny Drew,
Teddy Kotick en Art Taylor. Ook kreeg hij de gelegenheid om optredens van Louis
Armstrong's All Stars en Louis Jordan's Tympany Five bij te wonen. In de tweede
helft van de vijftiger jaren trad Pronk toe tot de trompetsectie van de Kurt
Edelhagen bigband in Keulen. Al snel was hij eerste arrangeur voor deze band.In
de jaren zestig draaide Pronk een week mee in de trompetsectie van The Ramblers
toen een collega hem de suggestie aan de hand deed om voor het Metropole Orkest
te gaan arrangeren. Die uitdaging nam Pronk aan en gaf hem zodanig gestalte dat
hij uiteindelijk in totaal meer dan 1200 arrangementen aan de catalogus van het
Metropole Orkest toevoegde.
Naar zijn
mening was het Metropole Orkest een uniek gezelschap en niet zomaar een bigband
waar een sectie met strijkers aan was toegevoegd. Het geheel vond hij volledig
geïntegreerd en dat maakte de uitdaging om er voor te schrijven des te
complexer. Naast de onschatbare waarde van de hulp die hij van Jerry van Rooyen
bij het arrangeren kreeg, leerde Pronk veel met vallen en opstaan.
Billy May stond
voorop in het rijtje van de arrangeurs waarvoor hij bewondering had, gevolgd
door Bill Holman, Al Cohn, Quincy Jones en Gil Evans. Een speciale herinnering die hij koesterde, was de productie en het
arrangeren voor een plaat met Marlene Dietrich, "Die Neue Marlene", opgenomen
in de EMI Studios in St John's Wood in September 1964. Pronk dirigeerde een
orkest van veertig man, waaronder Kenny Baker, Harry Roche, Bobby Orr, Kenny
Clare, Ivor Mairants en mondharmonicaspeler Larry Adler. Andere opnamesessies
welke bij Pronk een speciaal plekje hadden, waren drie opnames in Stockholm:
Een in 1953
voor het Carousellabel, waarop hij piano speelde, samen Zoot Sims, Bob Burgess, Frank Rosolino, Ake
Persson, Stan Levy and Don Bagley; een in 1983 voor het the Sonet label,
"In Goodmans Land", met de vocalisten Georgie Fame, Sylvia Vrethammar
en een studio bigband, plus nog een opnamesessie voor Sonet in 1988 met de
titel "String Along With Basie", waarvoor Pronk arrangementen van
Count Basie herschreef voor vier gitaristen, t.w.Rune Gustafsson, George
Wadenius, Bob Sylven en Bobbo Andersson, aangevuld met bas en drums.
Naast zijn
arrangementen voor het Metropole Orkest en diverse opnamesessies, was Pronk vele
jaren leraar arrangement en compositie
bij het Rotterdam
Conservatory. Hij won de Nordring Radio Prize in 1981 en de Blaupunkt Music
Award in 1988. Collega-arrangeur Johnny Mandel
zei over Pronk: ‘Hij weeft sferen op een bijzondere manier; niet alleen
roept hij stemmingen en klankkleuren op, maar het geheel swingt ook nog
fantastisch.’
Voor Pronk
was een van de grootste momenten in zijn leven als arrangeur toen hij juni 1991
in Los Angeles een orkest dirigeerde dat een aantal van zijn arrangementen voor
het Metropole Orkest speelde, met als gastsolisten Dianne Schuur, Buddy de
Franco, Art Farmer, Chuck Findley, Gary Foster and Carl Fontana. Tijdens de
repetities kwam Pete Rugolo, een van de bekendste West coast arrangeurs naar
hem toe en vroeg Pronk of hij de arrangementen mocht zien. Hij was vooral
geïnteresseerd hoe Pronk de sectie met strijkers arrangeerde.
Met Rob
Pronk verliest de Nederlandse jazz een groot talent,die kon inspireren en
enthousiasmeren.
Bijdrage: C.P. Vincentius
meer op www.jazzmasters.nl
BeantwoordenVerwijderenRob was een MASTER !