Jazzsaxofonist
Klaus Doldinger is bij het grote publiek vooral bekend als de man die in 1981
de filmmuziek voor de succesvolle film Das Boot schreef. Ook schreef hij het
openingsthema voor de televisieseries Tatort en Liebling Kreuzberg en in 1984
de film The NeverEnding Story. Dat zijn voor een beroepsmusicus mooie
opstekers, wanneer je getrouwd bent en een gezin met drie kinderen moet
onderhouden. Maar tussentijds leeft Doldinger van en voor de jazz. Hij geldt in
Duitsland als een van de groten in dit genre.
Doldinger werd in 1936 in Berlijn geboren. Tussen 1940 en 1945 woonde het gezin Doldinger in Wenen, later verhuisde het naar Düsseldorf. Van een duidelijke hang naar muziek was in het gezin Doldinger geen sprake. Tot 1945 waren Oostenrijk en Duitsland goeddeels afgesloten voor jazz. De nadruk lag op puur arische voortbrengselen zoals operettes en marsen. Wel zagen de ouders dat de jonge Klaus muzikale interesse had en kreeg hij daarom negenjarige leeftijd pianoles. Hoewel zijn pianospel in den beginne ronduit klungelig was, kreeg hij toch les omdat de school muziekleraren opleidde en men daarom leerlingen nodig had. In 1947 werd hij toegelaten tot het conservatorium in Düsseldorf en deed er tien jaar over om af te studeren, eerst piano later klarinet. Tijdens die studiejaren deed Doldinger de nodige professionele ervaring op. In 1953 begon hij bij een dixielandband The Feetwarmers, met wie hij in 1955 zijn eerste opnamen maakte. In datzelfde jaar richtte hij Oscar's Trio op, naar het voorbeeld van Oscar Peterson. In de zestiger jaren werkte hij als tenorsaxofonist, vooral met Amerikaanse gastsolisten, en maakte hij ook opnamen onder eigen naam.
Doldinger werd in 1936 in Berlijn geboren. Tussen 1940 en 1945 woonde het gezin Doldinger in Wenen, later verhuisde het naar Düsseldorf. Van een duidelijke hang naar muziek was in het gezin Doldinger geen sprake. Tot 1945 waren Oostenrijk en Duitsland goeddeels afgesloten voor jazz. De nadruk lag op puur arische voortbrengselen zoals operettes en marsen. Wel zagen de ouders dat de jonge Klaus muzikale interesse had en kreeg hij daarom negenjarige leeftijd pianoles. Hoewel zijn pianospel in den beginne ronduit klungelig was, kreeg hij toch les omdat de school muziekleraren opleidde en men daarom leerlingen nodig had. In 1947 werd hij toegelaten tot het conservatorium in Düsseldorf en deed er tien jaar over om af te studeren, eerst piano later klarinet. Tijdens die studiejaren deed Doldinger de nodige professionele ervaring op. In 1953 begon hij bij een dixielandband The Feetwarmers, met wie hij in 1955 zijn eerste opnamen maakte. In datzelfde jaar richtte hij Oscar's Trio op, naar het voorbeeld van Oscar Peterson. In de zestiger jaren werkte hij als tenorsaxofonist, vooral met Amerikaanse gastsolisten, en maakte hij ook opnamen onder eigen naam.
In 1971
richtte hij Klaus Doldinger´s Passport op, een band waarmee hij nu nog optreedt,
zij het onder de naam Passport. Ook nu nog treedt deze band met veel succes in
Duitsland op. De stijl van deze formatie laat zich het best omschrijven als
cross-over. Het hoofdingrediënt blijft jazz, maar er is ook een even nadrukkelijke
als geïntegreerde inbreng van elementen uit de rock en uit de wereldmuziek. Het
Amerikaanse jazztijdschrift Down Beat sprak van het Europese antwoord op van
Weather Report. Passport wisselde in de loop der jaren nogal eens van
samenstelling. Zo maakten Peter O’Mara -gitaar, Roberto DiGioia -keyboards,
Patrick Scales -bas, sinds 1994, Ernst Stroer percussie sinds 1989, Christian
Lettner -drums, sinds 2000), Michael Hornek -keyboard sinds 2009, Biboul
Darouiche -percussie, sinds 1995 deel uit van
Passport. Gastsolisten waren onder meer toetsenist Brian Auger, tenorsaxofonisten
Johnny Griffin en David Fathead Newman, drummer Pete York, Randy Brecker en
onze eigen Nippy Noya.
Voor Doldinger begon de jazz, toen de zeepbel van het
nazisme knapte, en de Amerikanen kwamen. Die eerste ontmoeting was in eind mei,
begin juni 1945 in Schrobenhausen, een stadje in Oberbayern. Meteen nadat de
Amerikanen dit stadje hadden bezet, beleefde Doldinger zijn eerste ervaring met
jazz, toen een combo van de Amerikanen in de leegstaande zaal van een hotel
oefende. Dat klonk anders dan de marsmuziek, zoals de jonge Klaus die tot dan
gewend was. Het was voor hem een volledig vreemdsoortige muziek, die hij nog
nooit eerder had gehoord. Maar het waren ook de ontspannen houding, de manier
van spreken en met elkaar omgaan die voor Klaus nieuw waren. Zijn opvoeding had
hem gedrild in Hitlergroet en hakkenklak. De radiomuziek tijdens het Derde Rijk
was ambtelijk, d.w.z. ideologisch, goedgekeurd. Pas na de oorlog leerde
Doldinger via de Engelse zender BFN en de Amerikaanse zender AFN uit München de
jazz beter kennen, via de band van Max Greger die Night Train en andere jazzstandards
speelde. Maar ook ontmoetingen met gelijkgestemden waren belangrijk bij de
interesse voor jazz die zich ontwikkelde. Die liefhebbers kwamen samen in een
club in Düsseldorf. Sommigen, vaak van de oudere generatie, wisten veel over Bix
Beiderbecke of Louis Armstrongs Hot Five. Een andere stimulans kwam van het
gymnasium in Düsseldorf dat hij bezocht. Dit gymnasium was op Amerika gericht;
er was een zusterschool in Philadelphia en deze wisselde leraren uit. Doldinger
droomde er van om als uitwisselingsscholier naar de Verenigde Staten te gaan,
maar daarvoor hij moest tot 1960 wachten. Toen maakte hij de eerste Amerikaanse
tournee van The Feetwarmers mee, de amateur dixielandband waar hij bij speelde.
De hooggespannen verwachtingen die hij van de Amerikaanse samenleving had,
verkeerden in een diepe teleurstelling. De strikte rassenscheiding, de
desinteresse van het publiek voor artiesten die Doldinger als held en voorbeeld
zag, dat alles stond haaks op de verwachtingen van de jonge musicus.
Op het conservatorium
van Düsseldorf waar Doldinger studeerde, was jazz simpelweg verboden. De enige
studenten die af en toe iets van boogie woogie speelden, waren degenen die
kerkmuziek studeerden. De jonge Doldinger speelde piano in het nachtleven van
Düsseldorf, iets wat hem op het gymnasium en later op het conservatorium niet
in dank werd afgenomen. Düsseldorf was een stad vol kunstenaars, en die
interesseerden zich voor jazz. Onder andere speelde Doldinger in een Hongaars
restaurant Csikos, waar ook musici uit de Balkan speelden. Dit etablissement
komt trouwens ook in “Der Blechtrommel“ van Günter Grass voor. Grass speelde af
en toe mee als wasbordspeler. Het restaurant was vier etages hoog, compleet met
steile wenteltrap, maar was toch eerder smal dan breed te noemen. De eigenaar,
Otto Schuster, haalde het toen bekende dixielandcombo van Fatty George uit Wien
op.
Later
wisselde Doldinger van klarinet naar tenorsaxofoon, omdat hij vond en vindt dat
de klank van de sax het dichtst bij de menselijke stem komt. Hij speelde graag
klarinet. Benny Goodman was een van zijn grote voorbeelden. Klarinettist Tony
Scott en andere moderne musici mogen op zijn voorkeur rekenen. De klarinet is
een van zijn favoriete instrumenten gebleven, maar dan toch meer in een
klassieke setting. De tenorsaxofoon vindt hij vrijer en uitgebreider in het
scala aan uitdrukkingsmogelijkheden. Voorbeeld in vroegere jaren was Lester
Young, later werd ook King Curtis een van de favorieten van Doldinger en konden
John Coltrane en Sonny Rollins op zijn interesse rekenen.
Daarnaast
rinkelde de kassa, toen hij reclamemuziek voor Persil en Fa componeerde. Inmiddels
heeft Doldinger tweeduizend composities op zijn naam staan en zijn er van al
zijn platen in totaal meer dan twee miljoen verkocht. Dat zijn voorlopige
cijfers, want op 76-jarige leeftijd denkt Doldinger er niet aan om zijn
Passport op te heffen en op zijn lauweren te gaan rusten.
Bijdrage: C.P. Vincentius
Reacties
Een reactie posten