Op 82-jarige leeftijd is Pat Halcox overleden, een naam die de meeste dixielandliefhebbers in Nederland wel wat zal zeggen, want de loopbaan van jazztrompettist Pat Halcox werd bepaald door de bijzonder lange muzikale vriendschap met trombonist Chris Barber.
Vijf jaar geleden verklaarde Halcox de lange levensduur van die vriendschap in een interview: 'Chris deed alles wat hij deed met zoveel zorg en dat is de reden dat ik bij hem bleef. Ik ben overal in de wereld geweest, ben vriend geworden met fantastische musici, heb voor groot publiek gespeeld en in beroemde theaters. Voor dat alles ben ik Chris dankbaar.' In die halve eeuw met de band van Chris Barber was de stijl van spelen van Pat Halcox helder en uitermate swingend. Er waren tijden van ongekende succes in de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen dixieland enorm populair was. Er waren vaak optredens met bekende Amerikaanse jazzmusici, in Europa, de Verenigde Staten en in Australië, altijd voor uitverkochte zalen. Ook de vraag naar grammofoonplaten en later naar cd's bleef op een constant hoog niveau.
Oorspronkelijk opgeleid tot laborant, kreeg de in Londen geboren Halcox een baantje als leerling laborant in Greenford en studeerde verder in deze richting. Intussen ontwikkelde zich zijn interesse in jazz, nadat hij zijn eerste King Oliverplaat in een grammofoonplatenzaak hoorde. Algauw vond hij andere enthousiastelingen en formeerde een bandje. In die dagen speelde hij alleen piano. Tijdens zijn dienstplicht bij de RAF maakte hij zich het trombonespel meester. Toen zijn vrienden echter een trompettist voor hun amateurband nodig hadden, wisselde hij opnieuw van instrument, dit keer voorgoed. In die tijd was een dergelijke wissel niet moeilijk. Wel werd het voor Halcox moeilijker de balans tussen studie voor laborant en het deelnemen aan jazzsessies te vinden. Hij verwaarloosde zijn studie en begon jazz voorrang te geven. Algauw speelde hij in een vroege versie van de Chris Barber Band, hoewel hij een professionele loopbaan in de muziek nog steeds niet duidelijk voor ogen had. Toen in 1954 de band van Barber aan niveau en aantal optredens won, ontstond er een conflict het cornettist Ken Colyer. Colyer stond een meer stijlzuivere dixieland voor dan de andere leden van de band. Halcox nam zijn plaats in met het idee: zolang het duurt, duurt het. Het bleek langer te duren dan hij ooit had kunnen vermoeden.
Chris Barber, Pat Halcox, Monty Sunshine, die combinatie bepaalde lang het gezicht van van de band. Vooral Monty Sunshine's versie van Petite Fleur droeg veel aan de populariteit van de band bij. Ice Cream was een andere topper. Muzikaal was het recept dixieland in combinatie met veel drive en swing. Oorspronkelijk was Halcox een aanhanger van de strikte en stijlzuivere New Orleansstijl. Geleidelijk aan verbreedde zich zijn smaak, mede doordat de Chris Barber Band zijn repertoire verruimde en veel met Amerikaanse jazzmusici uit de swingperiode optrad. De kennis en het inzicht van Chris Barber in blues en gospel bracht de band in contact met Muddy Waters en Sister Rosetta Tharpe. Samen met Muddy Waters trad de band op in diens Chicago South Side Club. Aan de tour door Groot Brittanië met de uitbundige Amerikaanse saxofonist Louis Jordan bewaarde Halcox warme herinneringen: Werken met Louis Jordan leek op rondgesleept worden door wilde paarden. De man ging oppad om plezier te hebben en indruk te maken. dat lukte. Vanaf 1968 heette de formatie Chris Barber's Jazz and Blues Band, met de uitermate kundige bluesgitarist John Slaughter als vaste teamgenoot.
In 2001 vond opnieuw een wederdoop plaats, vanaf toen heette de band The Big Chris Barber Band. Uitgebreid met een aantal musici, was de band vanaf toen in staat werk van Duke Ellington uit de twintiger jaren ten tonele te voeren. Terwijl andere bandleden, waaronder topklarinettist Monty Sunshine kwamen en vertrokken, bleef Halcox en speelde de sterren van de hemel. Niet alleen op het podium of op de geluidsdrager, maar ook op film is de combinatie Barber/Halcox te bewonderen. Een mooie korte film, Momma Don't Allow, mede geregisseerd door Tony Richardson en Karel Reisz in 1955, laten de toen nog prille band zien, terwijl deze in een club vol swingers optreedt. Een heel ander filmmoment is de soundtrack bij de verfilming van een van de grote literaire klassiekers van de vijftiger jaren van de vorig eeuw: Look Back in Anger, geschreven door John Osborne.
We zien Richard Burton trompet spelen. Halcox had Burton geïnstrueerd hoe deze trompetspel moest mimen, terwijl Halcox de feitelijke muziek verzorgde. Ook vermeldenswaard een kort optreden uit 1962 door Halcox en een kleine groep in de filmklassieker The Loneliness of the Long Distance Runner. De aanhoudende populariteit zorgde voor meer optredens in Europa en elders. Het hectische leven van constant optreden en reizen eiste zijn tol en Halcox trok zich terug toen hij 78 werd. Hij bleef spelen met diverse groepen en nam van tijd tot tijd zijn plaats bij Chris Barber weer in. Bescheiden als hij was, benadrukte hij vaak het pure geluk dat hij zo´n mooie muzikale carrière had mogen doorlopen.
Bijdrage: C.P. Vincentius
Vijf jaar geleden verklaarde Halcox de lange levensduur van die vriendschap in een interview: 'Chris deed alles wat hij deed met zoveel zorg en dat is de reden dat ik bij hem bleef. Ik ben overal in de wereld geweest, ben vriend geworden met fantastische musici, heb voor groot publiek gespeeld en in beroemde theaters. Voor dat alles ben ik Chris dankbaar.' In die halve eeuw met de band van Chris Barber was de stijl van spelen van Pat Halcox helder en uitermate swingend. Er waren tijden van ongekende succes in de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen dixieland enorm populair was. Er waren vaak optredens met bekende Amerikaanse jazzmusici, in Europa, de Verenigde Staten en in Australië, altijd voor uitverkochte zalen. Ook de vraag naar grammofoonplaten en later naar cd's bleef op een constant hoog niveau.
Oorspronkelijk opgeleid tot laborant, kreeg de in Londen geboren Halcox een baantje als leerling laborant in Greenford en studeerde verder in deze richting. Intussen ontwikkelde zich zijn interesse in jazz, nadat hij zijn eerste King Oliverplaat in een grammofoonplatenzaak hoorde. Algauw vond hij andere enthousiastelingen en formeerde een bandje. In die dagen speelde hij alleen piano. Tijdens zijn dienstplicht bij de RAF maakte hij zich het trombonespel meester. Toen zijn vrienden echter een trompettist voor hun amateurband nodig hadden, wisselde hij opnieuw van instrument, dit keer voorgoed. In die tijd was een dergelijke wissel niet moeilijk. Wel werd het voor Halcox moeilijker de balans tussen studie voor laborant en het deelnemen aan jazzsessies te vinden. Hij verwaarloosde zijn studie en begon jazz voorrang te geven. Algauw speelde hij in een vroege versie van de Chris Barber Band, hoewel hij een professionele loopbaan in de muziek nog steeds niet duidelijk voor ogen had. Toen in 1954 de band van Barber aan niveau en aantal optredens won, ontstond er een conflict het cornettist Ken Colyer. Colyer stond een meer stijlzuivere dixieland voor dan de andere leden van de band. Halcox nam zijn plaats in met het idee: zolang het duurt, duurt het. Het bleek langer te duren dan hij ooit had kunnen vermoeden.
Chris Barber, Pat Halcox, Monty Sunshine, die combinatie bepaalde lang het gezicht van van de band. Vooral Monty Sunshine's versie van Petite Fleur droeg veel aan de populariteit van de band bij. Ice Cream was een andere topper. Muzikaal was het recept dixieland in combinatie met veel drive en swing. Oorspronkelijk was Halcox een aanhanger van de strikte en stijlzuivere New Orleansstijl. Geleidelijk aan verbreedde zich zijn smaak, mede doordat de Chris Barber Band zijn repertoire verruimde en veel met Amerikaanse jazzmusici uit de swingperiode optrad. De kennis en het inzicht van Chris Barber in blues en gospel bracht de band in contact met Muddy Waters en Sister Rosetta Tharpe. Samen met Muddy Waters trad de band op in diens Chicago South Side Club. Aan de tour door Groot Brittanië met de uitbundige Amerikaanse saxofonist Louis Jordan bewaarde Halcox warme herinneringen: Werken met Louis Jordan leek op rondgesleept worden door wilde paarden. De man ging oppad om plezier te hebben en indruk te maken. dat lukte. Vanaf 1968 heette de formatie Chris Barber's Jazz and Blues Band, met de uitermate kundige bluesgitarist John Slaughter als vaste teamgenoot.
In 2001 vond opnieuw een wederdoop plaats, vanaf toen heette de band The Big Chris Barber Band. Uitgebreid met een aantal musici, was de band vanaf toen in staat werk van Duke Ellington uit de twintiger jaren ten tonele te voeren. Terwijl andere bandleden, waaronder topklarinettist Monty Sunshine kwamen en vertrokken, bleef Halcox en speelde de sterren van de hemel. Niet alleen op het podium of op de geluidsdrager, maar ook op film is de combinatie Barber/Halcox te bewonderen. Een mooie korte film, Momma Don't Allow, mede geregisseerd door Tony Richardson en Karel Reisz in 1955, laten de toen nog prille band zien, terwijl deze in een club vol swingers optreedt. Een heel ander filmmoment is de soundtrack bij de verfilming van een van de grote literaire klassiekers van de vijftiger jaren van de vorig eeuw: Look Back in Anger, geschreven door John Osborne.
We zien Richard Burton trompet spelen. Halcox had Burton geïnstrueerd hoe deze trompetspel moest mimen, terwijl Halcox de feitelijke muziek verzorgde. Ook vermeldenswaard een kort optreden uit 1962 door Halcox en een kleine groep in de filmklassieker The Loneliness of the Long Distance Runner. De aanhoudende populariteit zorgde voor meer optredens in Europa en elders. Het hectische leven van constant optreden en reizen eiste zijn tol en Halcox trok zich terug toen hij 78 werd. Hij bleef spelen met diverse groepen en nam van tijd tot tijd zijn plaats bij Chris Barber weer in. Bescheiden als hij was, benadrukte hij vaak het pure geluk dat hij zo´n mooie muzikale carrière had mogen doorlopen.
Bijdrage: C.P. Vincentius
Reacties
Een reactie posten