Met een naam als Ioannis Alexandres Veliotes kom je niet ver in de Amerikaanse showbusiness, daarom werd het al in een vroeg stadium van zijn carrière Johnny Otis. Deze bandleider specialiseerde zich kort na W.O.II richting rhtyhm and blues. Vanaf de jaren dertig had hij als drummer bij diverse swingbands gespeeld, waaronder Harlan Leonard’s Rockets. In 1945 formeerde hij zijn eigen big band. Hoewel deze al snel succes had, onder meer met de versie van Harlem Nocturne, reduceerde Otis, net als vele andere bigbandformaties de gelederen en ging verder als een uitgebreid combo met diverse vocale attracties. Zelf hanteerde hij van tijd tot tijd de drums, de vibrafoon, de piano en zong hij zeker niet onverdienstelijk. Zijn formatie die hij presenteerde als The Johnny Otis Show, scoorde de ene rhtythm and blues hit na de andere, steeds met wisselende solisten. Genres die aan rhtythm and blues grensden, zoals blues, rock &roll, doo-wop en jazz werden niet geschuwd.
De waslijst van Johnny Otis’ activiteiten reikt van zanger, musicus, disc-jockey, componist, arrangeur, platenproducent, talent scout, impresario tot aan pastoor toe. Californië was zijn thuisbasis. Hij werd in Vallejo, Californië geboren en stierf op 17 januari 2012 op 90-jarige leeftijd in Los Angeles. Zijn ouders waren Griekse immigranten, zijn jongere broer Nicholas bracht het tot ambassadeur voor de VS in Jordanië en in Egypte.
Hoewel blank, lag de voorkeur van Otis’levensstijl vooral bij die van de zwarte gemeenschap, getuige zijn uitspraak: ‘As a kid I decided that if our society dictated that one had to be black or white, I would be black.’
Vanaf 1945 speelde de Johnny Otis Big Band als begeleidingsband bij rhtyhm and blues toppers als Wynonie Harris en Charles Brown. In 1947 opende hij samen met toenmalig zakenpartner Bardu Ali The Barrelhouse Club in het Watts district van Los Angeles, California. Otis reduceerde de grootte van zijn formatie en huurde vocalisten als Mel Walker, Little Esther Phillips en The Robins in. Hij ontdekte teenager Esther Phillips, toen deze een van de talentenshows in zijn Barrelhouse Club won. Met zijn band, die toen onder de naam The California Rhythm and Blues Caravan door de VS toerde, had Otis een hele rij hits gedurende vijftiger jaren. In de late veertiger jaren ontdekte hij tenorsaxofonist Big Jay McNeely, die excelleerde op ‘Barrelhouse Stomp’. In die periode nam hij voor diverse platenlabels op, opnamen die allen hun plaats aan de top van de rhtythm and blues charts wisten te vinden, zoals ‘Double Crossing Blues’, ‘Mistrustin' Blues’ en ‘Cupid Boogie’. Ofwel Little Esther Phillips ofwel Mel Walker, of beiden, ze haalden de no. 1 van de Billboard R&B chart. Zelf begon Otis vibrafoon te spelen op veel van de opnamen waar hij bij betrokken was.
Bij de wisseling van het Savoy label naar het Mercury label in 1951 zakte zijn succes enigszins in, maar hij ontdekte de recent overleden Etta James en produceerde haar eerste grote hit ‘Roll With Me, Henry’. Otis deed ook de productie van de eerste en originele opname van ‘Hound Dog’ , geschreven door Jerry Leiber en Mike Stoller en gezongen door Big Mama Thornton. Van alle versies die in 1953 van deze song verschenen, stond hij als medeauteur vermeld. Zijn eigen composities bleken succesvol; zo werd ‘Every Beat of My Heart’, eerst door The Royals in 1952 opgenomen, maar werd pas een hit voor Gladys Knight and the Pips in 1961. Voor het rhtythm and blues label King ontdekte hij Jackie Wilson, Hank Ballard en Little Willie John. Daarnaast had hij enige invloed als disc-jockey in Los Angeles. In 1955 begon hij zijn eigen platenlabel Dig en ging door met optreden, vanaf 1957 met name in TV shows in Los Angeles. Op basis van dit commerciële succes kreeg hij een contract bij Capitol Records. Met als voornaamste soliste Marie Adams, en een band die nu The Johnny Otis Show werd genoemd, maakte hij een comeback, eerst in de Engelse hitlijsten met ‘Ma He's Making Eyes At Me’ in 1957. In April 1958 nam hij zijn bekendste succes op: ‘Willie and the Hand Jive’, waarvan hijzelf meende dat de tekst refereerde aan de handbewegingen die op de maat van de muziek werden gemaakt, oftewel ‘the hand jive’. Het was een hit in de zomer van 1958 en werd in 1974 door Eric Clapton opnieuw opgenomen.
In 1961 ging Otis weer terug naar het King label en produceerde hij onder meer opnamen van Johnny ‘Guitar’ Watson. Om de kachel te kunnen laten branden bracht hij in 1969 een langspeler op de markt met seksueel expliciete nummers, ‘Snatch and the Poontangs’. In 1970 trad hij op tijdens het legendarische Monterey Jazz Festival, samen met Little Esther Phillips en Eddie "Cleanhead" Vinson. In de tachtiger jaren was Otis disc-jockey in Los Angeles en maakte hij opnamen met zijn zoon Shuggie Otis. Dit resulteerde in 1982 in het album The New Johnny Otis Show. Geleidelijk ging het met zijn gezondheid bergafwaarts. Nadat hij begin negentiger jaren eerst buiten Los Angeles een boerderij annex club en een kerk runde, keerde hij rond de eeuwwisseling naar Los Angeles terug. Daar overleed hij afgelopen dinsdag op negentigjarige leeftijd.
Bijdrage: C.P. Vincentius
Bij de wisseling van het Savoy label naar het Mercury label in 1951 zakte zijn succes enigszins in, maar hij ontdekte de recent overleden Etta James en produceerde haar eerste grote hit ‘Roll With Me, Henry’. Otis deed ook de productie van de eerste en originele opname van ‘Hound Dog’ , geschreven door Jerry Leiber en Mike Stoller en gezongen door Big Mama Thornton. Van alle versies die in 1953 van deze song verschenen, stond hij als medeauteur vermeld. Zijn eigen composities bleken succesvol; zo werd ‘Every Beat of My Heart’, eerst door The Royals in 1952 opgenomen, maar werd pas een hit voor Gladys Knight and the Pips in 1961. Voor het rhtythm and blues label King ontdekte hij Jackie Wilson, Hank Ballard en Little Willie John. Daarnaast had hij enige invloed als disc-jockey in Los Angeles. In 1955 begon hij zijn eigen platenlabel Dig en ging door met optreden, vanaf 1957 met name in TV shows in Los Angeles. Op basis van dit commerciële succes kreeg hij een contract bij Capitol Records. Met als voornaamste soliste Marie Adams, en een band die nu The Johnny Otis Show werd genoemd, maakte hij een comeback, eerst in de Engelse hitlijsten met ‘Ma He's Making Eyes At Me’ in 1957. In April 1958 nam hij zijn bekendste succes op: ‘Willie and the Hand Jive’, waarvan hijzelf meende dat de tekst refereerde aan de handbewegingen die op de maat van de muziek werden gemaakt, oftewel ‘the hand jive’. Het was een hit in de zomer van 1958 en werd in 1974 door Eric Clapton opnieuw opgenomen.
In 1961 ging Otis weer terug naar het King label en produceerde hij onder meer opnamen van Johnny ‘Guitar’ Watson. Om de kachel te kunnen laten branden bracht hij in 1969 een langspeler op de markt met seksueel expliciete nummers, ‘Snatch and the Poontangs’. In 1970 trad hij op tijdens het legendarische Monterey Jazz Festival, samen met Little Esther Phillips en Eddie "Cleanhead" Vinson. In de tachtiger jaren was Otis disc-jockey in Los Angeles en maakte hij opnamen met zijn zoon Shuggie Otis. Dit resulteerde in 1982 in het album The New Johnny Otis Show. Geleidelijk ging het met zijn gezondheid bergafwaarts. Nadat hij begin negentiger jaren eerst buiten Los Angeles een boerderij annex club en een kerk runde, keerde hij rond de eeuwwisseling naar Los Angeles terug. Daar overleed hij afgelopen dinsdag op negentigjarige leeftijd.
Bijdrage: C.P. Vincentius
Reacties
Een reactie posten